-
1 autant
autant [ootã]〈 bijwoord〉6 〈+ bijvoeglijk naamwoord; met herhaling van ‘autant’〉zo … (als), zo …♦voorbeelden:autant de garçons que de filles • evenveel jongens als meisjesautant que possible • zoveel mogelijkétaient-ils autant qu'hier? • waren ze met evenveel als gisteren?vous, autant que vous êtes • ieder van u, stuk voor stukje ne l'ai jamais vu manger autant • ik heb hem nooit zoveel zien etenil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanils sont autant que nous • zij zijn met evenveel als wijil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanintelligent, il l'est autant que toi • hij is even intelligent als jijj'en souffre autant que toi • ik lijd daar evenzeer onder als jijil est modeste autant qu'habile • hij is even bescheiden als (hij) slim (is)autant dire que … • het komt erop neer dat …autant parler à un sourd • je kunt net zo goed tegen dovemansoren pratenc'est un homme mort ou autant vaut • hij is zo goed als doodautant vaut rester à la maison • je kan beter thuis blijvenfaites en autant • doe evenzoen faire autant à qn. • iemand hetzelfde behandelenje ne puis en dire autant • dat geldt niet voor mij5 je ne pensais pas qu'il aurait autant de patience • ik dacht niet dat hij zoveel geduld zou hebben6 autant il est charmant avec elle, autant il est désagréable avec nous • zo aardig (als) hij is tegen haar, zo onaangenaam doet hij tegen onsd' autant mieux que … • des te beter, naarmate …d' autant moins, plus que … • des te minder, meer omdat …d' autant plus! • daarom des te meer!pour autant • daarom (echter)il a beaucoup travaillé, il n'a pas réussi pour autant • hij heeft hard gewerkt, toch is hij niet geslaagd(pour) autant que je sache • voor zover ik weetautant qu'il est possible • voor zover mogelijk(pour) autant qu'on puisse prévoir • voor zover dat te voorzien valt→ vent -
2 tant
tant [tã]〈bijwoord; ook m.〉1 zoveel ⇒ zozeer, zo(veel)2 zolang♦voorbeelden:tant il est vrai que • zo zie je maar dat, dat bewijst maar weer datça fait tant • dat kost dan zoveeltant s'en faut • verre van dat, integendeeltant soit peu • enigszins, een tikjetous tant que nous sommes • wij allen zo waar we hier staantant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaattant mieux • des te betertant pis pour lui • dat is dan jammer voor hemtant pis, tant mieux • ik word er niet heet of koud vansi tant est que 〈+ aanvoegende wijs〉 • voor zover, als tenminstetant de travail • zoveel werktant et plus • enorm veel, een hele hoopil fit tant et si bien que • hij heeft het zo aangelegd dattant qu' à faire, faites-le bien • als je het dan toch moet doen, doe het dan goedtant (…) que • zo(veel) … als, zozeer dat, zowel … als(pas) tant que ça • (niet) zoveel, zo erg -
3 mesure
mesure [məzuur]〈v.〉♦voorbeelden:1 mesure de capacité • inhoudsmaat; maat(beker)mesures de longueur • lengtematenla mesure est comble • de maat is volêtre sans commune mesure • niets met elkaar gemeen hebbendonner sa mesure, la mesure de son talent • laten zien wat men kanà la mesure de • evenredig aanà mesure que • naarmatejuger les autres à sa mesure • anderen naar zichzelf beoordelendans la mesure du possible • voor zover mogelijkdans une large mesure • grotendeelsdans la mesure où • voor zoversur mesure • op maatpasser toute mesure • alle perken te buiten gaanoutre mesure • bovenmatig, buitensporigsans mesure • mateloos, grenzeloosavec mesure • gematigd, met matebattre la mesure • de maat slaanen mesure • op, in de maatf1) maat2) meting3) maatstaf4) gematigdheid, evenwicht5) maatregel -
4 mesuré
mesure [məzuur]〈v.〉♦voorbeelden:1 mesure de capacité • inhoudsmaat; maat(beker)mesures de longueur • lengtematenla mesure est comble • de maat is volêtre sans commune mesure • niets met elkaar gemeen hebbendonner sa mesure, la mesure de son talent • laten zien wat men kanà la mesure de • evenredig aanà mesure que • naarmatejuger les autres à sa mesure • anderen naar zichzelf beoordelendans la mesure du possible • voor zover mogelijkdans une large mesure • grotendeelsdans la mesure où • voor zoversur mesure • op maatpasser toute mesure • alle perken te buiten gaanoutre mesure • bovenmatig, buitensporigsans mesure • mateloos, grenzeloosavec mesure • gematigd, met matebattre la mesure • de maat slaanen mesure • op, in de maatadj1) gemeten2) regelmatig, afgemeten3) bedachtzaam -
5 pour
pour1 [poer]〈m.〉————————pour2 [poer]〈 voorzetsel〉7 wegens ⇒ vanwege, voor, om♦voorbeelden:pour le directeur • de directeur p(er) o(rder)un député pour tant d'habitants • één afgevaardigde op zoveel inwonerspour cent • percent, procentpour mille • promilleprendre qn. pour un autre • iemand voor een ander aanzienil a parlé pour moi • hij heeft namens mij gesprokenn'y être pour rien • er niets mee te maken hebbenpour rien • voor niets, voor nopêtre pour beaucoup, peu dans qc. • alles, weinig met iets te maken hebbenêtre pour (qc., qn.) • voor (iets, iemand) zijn, achter (iets, iemand) staans'accorder pour dire que • allebei, allemaal van mening zijn datce n'est pas pour dire • niet om het een of anderpour plaisanter, rire • voor de grappour le moins • op zijn minst, minstenspour tout avantage • als enige voordeelpour toute réponse • bij wijze van antwoord, als enig antwoordpasser pour • doorgaan voorse faire passer pour • zich uitgeven voorpour ainsi dire • om zo te zeggen, bij wijze van sprekenpour de bon • werkelijk, echtpour de vrai • echt, menens5 c'est pour aujourd'hui ou pour demain? • komt er nog wat van?pour toujours pour jamais • voor eens en voor altijd6 pour ma part • wat mij betreft, voor mijn partpour ce qui est de • wat betreft, wat … aangaatpour moi • wat mij betreften tout et pour tout • slechts, alles bij elkaar, hoogstenspour quoi (faire)? • waarvoor?pour autant • daarompour si peu (de chose) • om zo'n kleinigheidpour être plus âgés, ils n'en sont pas plus prudents • ook al zijn ze ouder, ze zijn daarom nog niet voorzichtigerpour que 〈+ aanvoegende wijs〉 • opdat, ompour peu que 〈+ aanvoegende wijs〉 • mits, als … maar1. m 2. prép1) voor2) om te3) als4) wat betreft5) wegens, vanwege -
6 que je sache
-
7 limite
limite [liemiet]〈v.〉1 grens ⇒ limiet, beperking, grenslijn♦voorbeelden:date limite • uiterste datumheure limite de la rédaction • sluitingsuur van de redactievitesse limite • maximumsnelheiddernière limite • uiterste termijnfranchir, dépasser les limites • de perken te buiten gaanà la limite • desnoodsdans les limites du possible • voor zover mogelijkdans une certaine limite • in zekere matedans les limites de nos moyens • zover onze middelen het toestaansans limites • grenzeloos, onbeperktfgrens, limiet -
8 limité
limite [liemiet]〈v.〉1 grens ⇒ limiet, beperking, grenslijn♦voorbeelden:date limite • uiterste datumheure limite de la rédaction • sluitingsuur van de redactievitesse limite • maximumsnelheiddernière limite • uiterste termijnfranchir, dépasser les limites • de perken te buiten gaanà la limite • desnoodsdans les limites du possible • voor zover mogelijkdans une certaine limite • in zekere matedans les limites de nos moyens • zover onze middelen het toestaansans limites • grenzeloos, onbeperktadjbeperkt, begrensd -
9 connaissance
connaissance [konnessãs]〈v.〉♦voorbeelden:avoir connaissance de • weten, kennendonner connaissance de qc. à qn. • iemand iets doen wetenvenir à la connaissance de qn. • iemand ter ore komenà ma connaissance • voor zover ik weeten connaissance de cause • volstrekt terechtêtre, rester sans connaissance • buiten kennis zijnperdre connaissance • flauwvallen3 j'ai fait sa connaissance • ik heb met hem, haar kennis gemaaktfaire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn. • met iemand kennis makenpersonne de connaissance • bekend, vertrouwd iemandêtre en pays de connaissance • zich in vertrouwd gezelschap, op bekend terrein bevinden1. f1) kennis, wetenschap2) bewustzijn3) kennis, bekende4) bevoegdheid [rechter]2. connaissancesf pl -
10 juger
〈m.〉♦voorbeelden:¶ au juger • op de gis, op goed geluk————————juger2 [zĵuuzĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:juger une affaire • uitspraak doen in een zaakv1) (be)oordelen3) geloven, denken -
11 possible
possible [possiebl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉♦voorbeelden:est-ce possible! • hoe is 't mogelijk!aussitôt que, dès que possible • zo spoedig mogelijkautant que possible • voor zover mogelijkle mieux possible, aussi bien que possible • zo goed mogelijk(ce n'est) pas possible! • 't is niet waar!, hoe kan dat nou!gentil au possible • allervriendelijkstle possible • 't mogelijkesi possible • zo mogelijkpossible • misschien, 't kan zijn→ mesure————————misschien, 't kan zijn→ mesureadj -
12 que
que1 [kə]1 die, dat ⇒ welke♦voorbeelden:malheureux que je suis! • ongelukkige die ik ben!Il est grandiose. Que tu dis! • Hij is fantastisch. Dat zeg jíj!que je sache • voor zover ik weetII 〈 vragend voornaamwoord〉1 wat?♦voorbeelden:1 qu'est-ce que la vérité? • wat is de waarheid?ne plus savoir que dire • niet meer weten wat te zeggenqu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?qu'est-ce que c'est qu'ils veulent? • wat willen ze?que faire? • wat te doen?que fais-tu?, qu'est-ce que tu fais? • wat doe je?————————que2 [kə]〈 bijwoord〉1 〈 formeel〉waarom?♦voorbeelden:1 que n'es-tu ici? • waarom ben je er niet?2 que de fois • hoeveel keer, hoe vaakque de monde! • wat een mensen!————————que3 [kə]〈 voegwoord〉1 dat3 〈 na bepaalde uitdrukkingen〉of9 〈 niet vertalen〉♦voorbeelden:1 c'est que • dat is, dat komt omdatc'est alors que • toen3 à peine … que • nauwelijks … ofje dis que non • ik zeg van neeoh! que oui • nou en ófje crois que oui • ik geloof van welque si • jawel, jazeker9 quel beau pays que la France! • wat is Frankrijk een mooi land!est-ce que tu es malade? • ben je ziek?si j'étais que de vous • als ik u was1. pron1) die, dat, welke2) wat, hetgeen3) wat?2. adv 3. conj1) dat2) dan3) opdat4) voordat5) [+ne] slechts6) indien -
13 savoir
savoir1 [saavwaar]〈m.〉1 kennis ⇒ wetenschap, eruditie————————savoir2 [saavwaar]1 weten2 kennen♦voorbeelden:peut-on savoir? • vertel eens?reste à savoir si • blijft nog over de vraag of〈 informeel〉 va savoir, allez savoir! • zie daar maar eens achter te komen!qu'est-ce que j'en sais!, est-ce que je sais? • weet ik veel!cet argent vient de qui vous savez • dat geld komt van u-weet-welil avait un je ne sais quoi de charmant • hij had, hoe zal ik het zeggen, iets charmantsen savoir long • goed op de hoogte zijnne savoir que, quoi faire • zich geen raad wetenà savoir • te weten, namelijkvous n'êtes pas sans savoir que • u weet heel goed daton sait que • het is bekend datsachez que • u moet weten datque je sache • voor zover ik weetla question est de savoir si • het is de vraag ofon ne saurait tout prévoir • men kan ook niet alles voorziensavoir vivre • weten hoe men zich moet gedragen♦voorbeelden:ça se saurait • als dat waar was zou het wel bekend zijn1. m1) kennis2) wetenschap2. v1) weten2) kennen3) kunnen -
14 souvenir
souvenir1 [soevnier]〈m.〉1 herinnering ⇒ (het) herinneren, gedachtenis♦voorbeelden:en souvenir (de) • als aandenken (aan)en souvenir de qn. • ter herinnering aan iemand————————souvenir2 [soevnier]1 zich (iemand, iets) herinneren ⇒ denken aan, niet vergeten♦voorbeelden:il s'en souviendra • het zal hem heugenautant que je m'en souviens, souvienne • voor zover ik mij herinner1 zich (iets, iemand) herinneren♦voorbeelden:vous souvient-il que • weet u nog datm1) herinnering2) souvenir, aandenken -
15 autant qu'il est possible
autant qu'il est possibleDictionnaire français-néerlandais > autant qu'il est possible
-
16 autant qu'on puisse en juger
Dictionnaire français-néerlandais > autant qu'on puisse en juger
-
17 autant que possible
autant que possible————————autant que possible————————autant que possible -
18 dans la mesure du possible
dans la mesure du possibleDictionnaire français-néerlandais > dans la mesure du possible
-
19 dans la mesure où
dans la mesure où -
20 dans les limites du possible
dans les limites du possibleDictionnaire français-néerlandais > dans les limites du possible
- 1
- 2